LIFE-project Eikenprocessierups
Mezen aantrekken als predator
De eikenprocessierups bestrijden door het aantrekken van mezen als natuurlijke predator.
De eikenprocessierups als voedsel voor mezen
Koolmezen eten alle larvale stadia van de eikenprocessierups, evenals de poppen en vlinders. Dus gaandeweg predateren ze op alle stadia van de eikenprocessierups. Tijdens observaties van de pimpelmees is er enkel bewezen dat zij het 1ste en 2de larvale stadium opeten.
De harige rupsen worden door de mezen ‘gepeld’ en dan over de 8 tot soms wel 14 mezenkuikens verdeeld. In twee weken tijd eet een mezenjong ongeveer 800 rupsen. Fruittelers hebben in mezen allang een bondgenoot gevonden: zij hangen nestkasten op om schade door rupsen met een kwart te kunnen terugdringen.
Kleinschalige studies hebben aangetoond dat het aantrekken van insectenetende vogels d.m.v. nestkastjes kan helpen om de populatie van eikenprocessierupsen drastisch te verminderen. Er is echter nog geen exact percentage van vermindering van het aantal eikenprocessierupsen gekend door deze predatie.
In dit LIFE-project, gaan we op grote schaal testen en meten wat de precieze effecten zijn van het ophangen van nestkasten op de populatie van eikenprocessierupsen (aantal en grootte van de nesten). Op die manier willen we met cijfers kunnen onderbouwen wat het effect is van deze methode. Door een goede experimentele proefopstelling, waarin we geïnfecteerde bomen mét nestkastjes vergelijken met bomen zonder nestkastjes, kunnen we het effect van de maatregelen goed in kaart brengen.
Door belanghebbenden mee te nemen naar de proeflocaties, kunnen we hen het effect van predatie door mezen op het aantal en de grootte van de rupsennesten ook ter plekke tonen en hen hopelijk op die manier overtuigen om zelf dergelijke methodes toe te passen.
Proefopstelling mezen
In de provincies Antwerpen (B), Limburg (B), Gelderland (NL) en Noord-Brabant (NL) worden in een experimentele proefopzet 360 nestkasten opgehangen. Om het effect daarvan op het aantal eikenprocessierupsnesten en de grootte ervan te bepalen, worden proeflocaties mét nestkasten vergeleken met gelijkaardige locaties zonder nestkasten.
Per provincie worden 12 gelijkaardige proeflocaties geselecteerd, elk bestaande uit een rij van 15 grote, geïnfecteerde eiken (minstens twee processierupsnesten per eik). Zes van die proeflocaties per provincie doet dienst als controle en krijgt dus geen nestkasten; op de overige 6 locaties wordt in elk van de 15 eiken een nestkast aangebracht.
Metingen
In de periode april-mei, wordt jaarlijks het aantal bewoonde nestkasten geteld, evenals het aantal jonge mezen. In de zomermaanden worden, zowel op de controle- als testlocaties, de grootte en het aantal nesten van eikenprocessierupsen bepaald. Dit gebeurt een eerste keer voor de aanvang van het experiment, als nulreferentie. Op die manier kunnen we nagaan wat het effect is van het aanbrengen van nestkasten op de hoeveelheid eikenprocessierupsen en dus hoe effectief onze methode is.