Het nieuwe rupsenseizoen 2024 is gestart!
Bedenkingen bij het nieuwe rupsenseizoen en meer camerawerk voor de mezen
De eerste eikenprocessierupsen zijn gespot, het rupsenseizoen 2024 is daarmee van start gegaan. De verwachtingen zijn getemperd: alle voorspellingen wijzen op een zeer kalm rupsenjaar. Het lage aantal rupsen is natuurlijk een positief punt voor de volksgezondheid, maar heeft voor het project ook een paar minder gewenste gevolgen.
In de praktijk zien we dat, met de lage aantallen eikenprocessierupsen van de laatste jaren, ook het aantal predatoren dat op de rups gespecialiseerd is – sluipvliegen, sluipwespen, de grote poppenrover – jaar na jaar terugloopt. Meestal wordt dit gevolgd door dieptepunt en daarna een paar jaren van toenemende plaagdruk, zoals we bij de start van het project in 2020-2022 zagen. Deze predator-prooirelatie wordt in de biologie beschreven in het Lotka-Volterramodel.
Het Lotka-Volterramodel
Het verschijnsel waarbij de populatiegroottes van een prooidier – hier de eikenprocessierups – en zijn belangrijkste predator – de sluipvlieg of de grote poppenrover – in cycli verlopen, waarbij het hoogtepunt en het dieptepunt van de predator telkens één seizoen na dat van de prooi valt, is al langer bekend in de biologie. Het kan beschreven worden als een mathematische model, bekend onder de naam ‘Lotka-Volterramodel’ of ‘Lotka-Volterravergelijking’ , naar de wiskundigen Alfred J. Lotka en Vito Volterra.
Aanvankelijk kent de prooisoort weinig predatie, ze komt op en vormt een plaag. Daardoor vinden predatoren overvloedig voedsel en gaan zich massaal voortplanten. Die toestand kan enkele jaren aanslepen, maar er komt een moment waarop de prooisoort de hoge predatiedruk niet meer aankan, en de prooipopulatie terugzakt naar een dieptepunt. Een seizoen later vindt de predator geen voedsel meer en zal ook die populatie afnemen, waarna een paar jaar later de cyclus zich kan herhalen.
Dat de populatie van de eikenprocessierupsen inderdaad terug gaat pieken is dus zeer waarschijnlijk. Wanneer dat zal gebeuren is nog even af te wachten, maar we kunnen er maar beter op voorbereid zijn.
Voor ons project heeft het beperkte aantal rupsen nogal wat praktische gevolgen. De grote poppenrovers in het labo in Limburg worden stilaan wakker en verwachten verse rupsen als ontbijt. Eén kever kan per dag wel tien eikenprocessierupsen aan, en we verwachten dat meerdere tientallen dieren de winter overleefd hebben. Dat is een probleem waar Luc Crevecoeur en Toon Willems van het Provinciaal Natuurcentrum Limburg zich mee geconfronteerd zien. Ook het mezenonderzoek is afhankelijk van de aanwezigheid van rupsen – zie hieronder. En tenslotte moeten we voor het onderzoek naar de sluipvliegen en sluipwespen zowel de rupsen als de vliegen en -wespen nodig, en ook die waren vorig jaar al opvallend minder aanwezig.
De mezenproef – meer camerawerk voor de mezen
Het onderzoek naar de predatie op eikenprocessierupsen door kool- en pimpelmezen gaat nu zijn vierde en laatste seizoen in. We rekenen er op dat de mezen, net als in de voorbije jaren, de nestkasten op onze proeflocaties gaan blijven gebruiken. We weten ondertussen hoe we deze natuurlijke predatoren van de rupsen kunnen aanlokken.
Zoals in onze vorige nieuwsbrief gemeld, waren eikenprocessierupsen in 2023 echter schaars en kozen de mezenouders voor de in grotere aantallen aanwezige onbehaarde rupsen, zoals de groene rupsjes van de wintervlinder.
Dit jaar wilden we dus verder inzetten op nestcamera’s – gespecialiseerde wildcamera’s die vooraf in de nestkasten worden geïnstalleerd die met zo weinig mogelijk verstoring kunnen uitgelezen worden. We hoopten daarmee aan te kunnen tonen welk voedsel de mezenouders hun jongen aanbieden. Doch omdat er zo weinig eikenprocessierupsen voorradig zijn, hebben we dit experiment voor dit jaar in de koelkast gezet. Hopelijk zijn er volgend jaar toch iets meer rupsen te vinden.
Lees hier alles over de opzet van het mezenonderzoek