| |

We zijn halfweg!

Terugblik op onze midterm-conferentie, insectenkenners verzamelen in Kreta, een demomoment in Noord-Brabant, nieuws over het mezenonderzoek en een andere aanpak voor het bermenonderzoek.

Terugblik op de Midterm-conferentie

Op 5 oktober presenteerde het projectteam de tussentijdse resultaten van het LIFE-project Eikenprocessierups. Het project is halverwege zijn 5-jarige looptijd, tijd dus om even stil te blijven staan bij wat we tot hiertoe bereikt hebben, waar we nog aan moeten werken en wat de plannen zijn voor de volgende 2,5 jaar.

Jules Sondeijker, projectverantwoordelijke van gaststad Sittard-Geleen, nam de rol van gastheer en moderator op zich en leidde het geheel in goede banen. 38 Geïnteresseerden volgden de conferentie online en konden nadien vragen stellen. Geert De Blust, ecoloog, landschapsecoloog, ruimtelijk planner en lid van de Onderzoeksgroep voor Stadsontwikkeling en van de Leerstoel Zorg en Natuurlijke Leefomgeving van de Universiteit Antwerpen, gaf ons na de pauze zijn visie over het beheer van plaagsoorten als de eikenprocessierups en hoe projecten als het onze een impact kunnen hebben op de biodiversiteit.

Mocht je de conferentie gemist hebben of nog eens terug willen bekijken, een opname van de conferentie kan je vinden op de website: In de spotlight – de Midterm-conferentie – LIFE-project Eikenprocessierups. De gebruikte presentatie vind je hier: Midterm-conferentie-20231005-presentatie.pdf.

European Entomology Congress 2023 – Kreta

Vier leden van het LIFE-project kregen in oktober de kans om een week lang kennis en ervaringen uit te wisselen met collega’s insectenkenners op het tweejaarlijks Europees Entomologisch Congres in Heraklion, Kreta. Het congres, het eerste soortgelijke grootschalig evenement na de Covid-pauze, was een denderend succes met meer dan 1000 deelnemers van over de hele wereld.

Samen met een team Griekse entomologen van de Universiteit van Thessalië organiseerden we daar een workshop over ecologisch verantwoordde beheerstrategieën – zonder gebruik van biociden – voor de eiken- en de dennenprocessierups en voor een andere plaagsoort, de plakker.

Onze posters over het LIFE-project trokken eveneens de aandacht, wat tot nogal wat boeiende discussies leidde die soms tot in de late uurtjes doorgingen. Zo hadden we contacten met collega’s uit Turkije, Griekenland, Slovenië, Italië, Spanje en Nederland, landen waar de soort inheems is, maar ook uit het Verenigd Koninkrijk en Noord-Ierland, waar ze pas kortelings werd aangetroffen en als exoot wordt beschouwd.

De overblijvende tijd werd ingevuld met het bijwonen van lezingen over het gebruik van feromonen, over DNA-onderzoek bij plaaginsecten en over studies van de dennenprocessierups, wat extra inspiratie gaf voor mogelijk nieuwe beheerstrategieën en onderzoek.

Demonstratiemoment Noord-Brabant – 7 september 2023

Ons laatste jaarlijkse demonstratiemoment in Chaam, Noord-Brabant, was dit keer georganiseerd in samenwerking met Bijenlandschap West-Brabant. 

28 geïnteresseerden, voornamelijk vertegenwoordigers van de gemeentes en de provincie Noord-Brabant, Natuurmonumenten en imkersverenigingen, gingen in discussie over de kennis en ervaringen die in het LIFE-project zijn opgedaan en over de mogelijke impact van de ecologische bestrijding van eikenprocessierups op bijen en andere bestuivers. Anne Leeflang, projectleider LIFE Eikenprocessierups voor Noord-Brabant, leidde samen met Riny van Empel van het Bijenlandschap West-Brabant de discussie in goede banen en beantwoordde de vragen uit het publiek.

 Na de discussie gingen we in de buurt een projectlocatie bekijken en gaf Toon, onze veldmedewerker, uitleg over hoe de monitoring van eikenprocessierupsennesten in zijn werk gaat en wat daar zo allemaal bij komt kijken. In de brandende zon demonstreerde hij het speciale masker en filter dat we gebruiken om contact met de irriterende haartjes te vermijden. Respect, Toon!

Mezenproef: Mezen bezetten 40% van de nestkasten

De kool- en pimpelmezen blijven, net zoals de vorige jaren, de hun toegewezen nestkasten in onze proeflocaties trouw. Onze LIFE-veldmedewerker telde dit jaar zelfs tot 13 jongen per kast. De nestkasten bewijzen dus hun nut om natuurlijke predatoren van de rupsen aan te trekken.

De camerabeelden tonen echter wel aan dat de mezen dit jaar niet veel eikenprocessierupsen hebben gegeten. Eikenprocessierupsen waren dit jaar maar beperkt aanwezig, en bovendien waren veel rupsen al in het derde stadium op het moment dat de mezenjongen uitkwamen. In het derde rupsenstadium krijgen de rupsen de beruchte irriterende haren, die ook voor de vogels hinderlijk zijn. De oudermezen kozen voor hun jongen dus eerder voor de in grotere aantallen aanwezige onbehaarde rupsen, zoals de groene rupsjes van de wintervlinder. We zijn nu zeer benieuwd of dit zich zal herhalen in het volgend voorjaar.

Lees hier alles over de opzet van het mezenonderzoek

Sluipvliegen, sluipwespen en bermbeheer: verbanden gezocht

In ons onderzoek werd al duidelijk dat sluipwespen en vooral sluipvliegen een belangrijke rol spelen in het beheersen van de eikenprocessierups. Gemiddeld twee op drie rupsen in onze proeflocaties zijn geparasiteerd en worden dus nooit volwassen vlinders. Met andere woorden, zonder die parasitaire insecten zouden we jaarlijks driemaal zoveel vlinders hebben, die potentieel driemaal zoveel eitjes kunnen leggen en dus een jaar later driemaal zoveel problemen zouden kunnen veroorzaken …

Het is dus belangrijk dat we deze natuurlijke bondgenoten alle kansen geven om hun favoriete rol te spelen. Hoe we dat het best doen is nog niet helemaal duidelijk. Naast rupsen om hun eieren te leggen, hebben volwassen sluipvliegen en -wespen behoefte aan beschutting, vocht en voedsel, vooral in de vorm van nectar. Voor al die behoeften moeten ze terecht kunnen in de bermen rond de eikenbomen.

Ecologisch beheerde bermen, met een variatie van (bloeiende) planten, die niet al te frequent en op het juiste moment – voor of na het rupsenseizoen – gemaaid worden, zijn daarvoor belangrijk. Maar tot hiertoe kunnen we dat verband nog niet hard maken. De zes categorieën waarin we onze proefbermen aan het begin van het project hebben ingedeeld – gaande van intensief beheerde grasbermen tot zeer bloemrijke bermen – tonen na drie jaar onderzoek geen eenduidige relatie met de graad van parasitering, evenmin als de in Nederland veel gebruikte Nectarindex.

Tijd dus om het geweer van schouder te wisselen en een wat andere aanpak te overwegen. Uit ander onderzoek blijkt dat sluipvliegen en -wespen vooral geïnteresseerd zijn in plantensoorten als schermbloemigen. Kunnen we in onze bermen ook dergelijke voorkeuren voor specifieke plantensoorten terugvinden?  Een eerste steekproef op de resultaten van 2021 geeft aan dat er wel mogelijkheden zijn. Gelukkig zijn onderzoeksgegevens van de voorbije jaren gedetailleerd genoeg om dergelijke analyses voor alle voorbije jaren uit te voeren. Wordt dus zeker vervolgd!

Lees hier alles over de opzet van het onderzoek naar sluipvliegen en sluipwespen

Vertel het verder